Inleiding voeding en ondervoeding
Bij een screening kunnen patiënten zonder voedingsproblemen, patiënten met een verhoogd risico op ondervoeding en patiënten met een voedingsprobleem van elkaar worden onderscheiden. Het opsporen van ondervoeding gebeurt door een arts of een verpleegkundige.Bij een positieve screening moet de voedingstoestand verder onderzocht worden. De uitgebreide evaluatie van de voedingstoestand (nutritional assessment) kan echter onmogelijk bij elke patiënt worden uitgevoerd, vandaar het belang van screening. De “nutritional assessment” omvat een gedetailleerde en gestructureerde evaluatie van metabole, nutrionele of functionele variabelen. De evaluatie wordt uitgevoerd door een arts, verpleegkundige of diëtiste. Eens de ondervoeding bevestigd moet een interventiestrategie gestart worden. Er wordt geopteerd om een selectie te maken uit de meetinstrumenten die uit de literatuurstudie naar voor gekomen zijn.